Als je dit programma nog niet kent, is het een goed idee om er een beetje mee te spelen.
Wil je nog meer weten?
Als je een exemplaar hebt van Photoshop, start je het programma.
Doe de rondleiding om optimaal te kunnen profiteren van deze presentatie.
Tekengereedschappen
De tekengereedschappen van Photoshop zijn gegroepeerd op het werkpalet.
Je kent er vast wel een paar: Pencil, Paintbrush, Paint bucket en Eraser.
Andere gereedschappen, zoals het gereedschap Rubber stamp is uniek in Photoshop.
De tekengereedschappen zijn waarschijnlijk het makkelijkst onder de knie te krijgen.
Behalve het gereedschap Type, zal je ze waarschijnlijk niet vaak gebruiken bij het ontwerpen van webafbeeldingen.
Selectiegereedschappen
Selectie is een heel belangrijk concept bij het werken met Photoshop.
Selectietechnieken worden in de volgende set workshops behandeld.
Intussen moet je weten dat je een gedeelte van een afbeelding dat is geselecteerd, kunt aanpassen of verplaatsen zonder de rest van de afbeelding te wijzigen.
Selectiegereedschappen vind je in het bovenste gedeelte van het werkpalet.
Dit zijn bijvoorbeeld Rectangular marquee, Lasso en Magic wand.
Als een van de knoppen op het werkpalet een kleine pijl bevat, betekent dit dat er extra gereedschappen "onder" zitten.
Je kunt deze gereedschappen gebruiken door op de betreffende knop te klikken.
Photoshop bevat ook andere gereedschappen en opdrachten waarmee je selecties kunt maken en aanpassen.
De meeste hiervan vind je in het menu Select.
Filters
Met filters kan je het uiterlijk van een afbeelding of de inhoud van een selectie onmiddellijk aanpassen.
Bij Photoshop worden meer dan 90 filters meegeleverd.
En alsof dat nog niet genoeg is, je kunt er nog veel meer installeren.
Alle filters zijn gegroepeerd in het menu Filter en zijn ingedeeld in submenu's op basis van verschillende categorieën.
Je kunt ze het best leren kennen door ze uit te proberen.
Open een afbeelding en leef je uit!
Lagen
Een van de belangrijkste concepten van Photoshop!
Met lagen kan je afbeeldingen maken die uit verschillende niveaus of lagen bestaan.
Deze lagen lijken een beetje op vellen plastic: ze zijn doorzichtig en als je ze eenmaal op elkaar hebt gelegd, kan je ze wijzigen en verplaatsen zonder de rest van de afbeelding te veranderen.
Je kunt bijvoorbeeld een laag maken waarop je een gekleurde achtergrond zet en een andere laag met tekst die je vervolgens op de gekleurde achtergrond legt.
Je kunt beide lagen hierna onafhankelijk van elkaar aanpassen.
Je kunt lagen maken en wijzigen met het palet Layers of via de opdrachten in het menu Layer.
Wanneer je lagen maakt, kan je de afbeelding alleen opslaan in de PSD-indeling, de standaardindeling van Photoshop-bestanden.
Als je je afbeelding wilt opslaan in een indeling die geschikt is voor het web, moet je de lagen uit de afbeelding verwijderen (Layer > Flatten image).
Sla een kopie van je afbeelding op in PSD-indeling als je hem later nog wilt wijzigen.
Gereedschappen om afbeeldingen aan te passen
Het menu Image bevat een reeks verschillende opdrachten waarmee je de algemene instellingen van een afbeelding kunt wijzigen.
Deze opdrachten zijn heel handig bij het maken van afbeeldingen voor het web.
Je zal de volgende opdrachten waarschijnlijk het meest gebruiken: Image Size, waarmee je de afmetingen van de afbeelding kunt wijzigen, en Hue/Saturation, waarmee je de kleuren kunt bijstellen.
Paletten
Paletten hebben een dubbele functie.
Ze laten verschillende details van een geopend bestand zien en je kunt er de instellingen van gereedschappen mee wijzigen.
Je zult merken dat drie paletten heel handig zijn:
- het palet Layers, dat we al genoemd hebben;
- het palet Options, waarmee je de opties van het geselecteerde gereedschap kunt wijzigen;
- het palet Styles, waarmee je de stijl kunt kiezen die je op een tekengereedschap wilt toepassen.