Een rasterafbeelding is opgebouwd uit pixels. Pixels zijn beeldpunten. Hierbij kan elk beeldpunt maar één kleur bevatten. Ook is het zo dat de positie van zo'n beeldpunt altijd vastligt en niet te veranderen is.
Een vectorafbeelding daarentegen bestaat uit een wiskundige beschrijving van punten en lijnen en curven die de punten verbinden, de zogenaamde Bézier-curven.
Het essentiële verschil tussen een raster -en een vectorafbeelding is dat een vectorafbeelding kan worden vergroot zonder kwaliteitsverlies. Wanneer je een rasterafbeelding veel vergroot worden de afzonderlijke beeldpunten zichtbaar, omdat de ruimte tussen de beeldpunten groter wordt, en dat leidt tot verlies aan detail.
Wilt u dus een afbeelding opslaan zonder kwaliteitsverlies, dan is het beter om die als vectorafbeelding op te slaan. Helaas is het in de praktijk vaak onmogelijk om afbeeldingen met bijv. sterk verlopende kleuren nauwkeurig te beschrijven met vectoren. Foto's zijn daarom bijna altijd rasterafbeeldingen.
Gaat u afbeeldingen opslaan als rasterafbeelding dan kunt u ervoor zorgen dat het kwaliteitsverlies zo beperkt mogelijk blijft door een lage compressie voor die afbeelding in te stellen.
Dit doet u als volgt:
• Kies in Paint Shop Pro voor Bestand >> Exporteren >> JPEG-Optimalisatie
• Op het tabblad Kwaliteit in het scherm JPEG-Optimalisatie kunt u bij Compressiewaarde instellen op: nu uw percentage compressie instellen. U kunt de waarde intikken maar u kunt ook gebruik maken van de schuifregelaar.
• Bent u klaar, klik dan nog even op OK om de ingestelde compressie definitief vast te leggen.
Met het instellen van de compressie voor een afbeelding legt u vast in welke mate Paint Shop Pro de grootte van de afbeelding moet verkleinen. In het algemeen kunt u stellen dat een compressie van 20 procent nog acceptabel is. Pin uzelf echter niet vast op dit percentage. Neem een 'proefafbeelding' en kijk welk compressiepercentage voor u acceptabel is en gebruik die dan.